Gascogne. Het Zuid-Westen van Frankrijk is voor een paar weken mijn “thuis”. Rijdend door het landschap, wat eigenlijk alleen uit wijn- en zonnebloemvelden, landweggetjes, kastelen en bossen bestaat, kom je de lokkende borden overal tegen. Je moet wel blind en geurloos zijn om niet te ontdekken dat het gebied Gascogne ontworpen is om Armagnac te maken, de oudste “eau de vie” ter wereld. In 1285 schreef de prive-arts van de Paus het al voor als medicijn en om wonden te desinfecteren. Maar het drankje was vooral populair omdat het volgens de wetenschappers de ouderdom vertraagde, vandaar de naam eau-de-vie (levens-water). Drie regio’s in de Gascogne, Haut-Armagnac, Tenareze en Bas-armagnac (door de zandgronden komen de beste armagnac’s hier vandaan) bepalen het gezicht van de vijftien duizend hectare wijngaarden voor de productie van Armagnac. Met name de druiven ugni blanc, colombard en de folle blanche maken hier de dienst uit. In Cassaigne, mijn tijdelijke woonplaats, is er, op wat overige landbouwerij na, geen andere activiteit, dan het maken van wijn en Armagnac. Brood, water en spelen zal ik in het naburig gelegen Condom moeten halen. Hier werd trouwens in de 15e eeuw het allereerste, lederen, condoom ontwikkeld, door Bisschop Bossuet om zich zonder zorgen te kunnen storten in het, blijkbaar voor hem wel toegestane, liefdesspel. De rust van Condom, vooral op zondag doet niets meer vermoeden van al die drukke praktijken van weleer. Ook in mijn gehucht heerst er rust, slechts hier en daar brult een televisie vanachter een halfgesloten luik geluiden van de Tour de France, maar verder is er geen teken van leven. Vandaag heb ik me voorgenomen om een bezoek te brengen aan de wijnboer bij mij in het dorp.Hij had mij al een paar keer gevraagd om zijn bijzondere eau de vie’s te komen proeven. Na een wederzijdse begroeting neemt hij me mee de koele kelders in waar zijn armagnac ligt opgesteld. De vierhonderd liter vaten zien er indrukwekkend uit. De wijnboer slaat met zijn verweerde vuist op een vat en roept mij toe in dialect dat hier het leven van een armagnac pas begint. Bij het allereerste contact met het houten vat begint hij te leven, te ontwikkelen en te ouderen. Het vat is dus van levensbelang en niet iedere willekeurige boom komt in in aanmerking om verkozen te worden als toekomstig armagnac-vat. Er wordt dan ook gezocht naar de juiste eikenboom. Opgegroeid in een schaduwrijk bos, in de luwte van de zon, en minimaal honderd jaar oud zijn. Daarna begint het kappen en zagen en liggen de planken drie jaar in de open lucht te drogen, waar ze worden geteisterd door wind, zon en regen. Pas daarna krijgen de planken het aanzien van een mooie rond gebuikte dame, en wacht ze op het nog maagdelijk witte distillaat, waaraan ze haar geur en kleur kan afgeven. Eerst wordt de armagnac amber, dan goud, om vervolgens van bruin over te gaan in een mahonie-achtige kleur. Tientallen jaren blijft ze in het vat, totdat de Armangnacmeester het tijd vindt om verschillende vaten, van diverse leeftijden, te gaan “blenden”. Ondertussen heeft mijn knoestige vriend een aantal glazen gevuld. Ik begin met zijn Trois Etoiles, die twee jaar geouderd heeft. Daarna volgt een Reserve, oftewel V.S.O.P., die minimaal vijf jaar in het vat heeft gelegen. De fruitige tonen zijn al wat meer omgezet in pruimen en vanille, maar de smaak is nog vrij scherp. De Napoleon, ook wel X.O. of Vieille Reserve genoemd zit in het volgende glas (minimaal zes jaar op vat) waarbij ik meer specerijen proef en die mijn mond verwarmt op een elegantere manier.Uiteindelijk verwent hij me met een Hors d’Age, die tenminste tien jaar geduld heeft moeten hebben om in een fles te belanden. De zachtheid verwarmt mijn lichaam en ik dans lichtelijk bedwelmd terug naar mijn tijdelijk onderkomen voor een lange Armagnacaanse siesta.